Toen met de machinale productie 
        van 
dakpannen
         bijna alles mogelijk was, kon dus ook een hele platte dakpan geproduceerd worden. 
        Nou ja, plat met een forse bobbel: de tuile du nord, of - vertaald - de 'noorderpan'. 
        Rood en gesmoord, gewoon en geglazuurd, soms zelfs in felle kleuren: 
        hele wijken uit de twintiger en dertiger jaren van de 20e eeuw zijn ermee getooid. 
        In vergelijking met tal van andere machinale pannen is de tuile du nord heel simpel. 
        Onder het bolle wel gaat de zijsluiting schuil en verder: gewoon plat. 
        Alleen de kopsluiting is nog net herkenbaar aan twee halfronde uitsteeksels. 
        Het gevolg is een strak 
dak. 
        Voor alle afwijkende situaties zijn 
        bijpassende hulpstukken nodig, zoals de 
        
knikpannen 
        voor een 
        
gebroken dakschild.
        
        Een populaire dakpan, die in dezelfde tijd wordt toegepast, is de 
        
kruispan. 
        Je kunt deze omschrijven als een tuile du nord met aan de onderkant 
        in het midden een extra bobbel. In de holte hiervan past het wel 
        van de onderliggende dakpan, daarom kan de kruispan gelegd worden in rijen die steeds 
        een halve pan opschuiven: ze liggen in een patroon in de vorm van een 
        
Andreaskruis.   
        
        De tuile du nord wordt ook wel 'platte sluitpan' genoemd.        
        
        
        
          Tekst: Jean Penders, 05-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders